Utrecht - Vredenburg - Catharijneklooster0000.0011

 

literatuur

 

- Haslinghuis, E.J., De Provincie Utrecht. Eerste stuk: de gemeente Utrecht, eerste aflevering. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst'. 's-Gravenhage (Staatsdrukkerij- en uitgeverijbedrijf), 1956. [144 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 428 (fundering hoofdgebouw, ca 1300)

- Hullu J. de & S.A. Waller Zeper, Rijks-archieven in de provincie Utrecht. Catalogus van de Archieven der kleine Kapittelen en Kloosters. Onder toezicht van S. Muller Fz. Utrecht (Breijer), 1905. [208 blz. ISBN -]. Hierin, onder "Mannenklooster": "Balye van Utrecht der Johanniter-Orde": blz. 53-65 (inclusief de verschillende commanderijen die onder de balije vielen), 203 (erratum)

- Hoekstra, T.J., "Utrecht, Utrecht, Vredenburg", in de rubriek "Archeologisch nieuws, mededelingen van de archeologische instellingen in Nederland". In: Bulletin KNOB, 1977 (jrg 76), blz. 39-45

- Vliet, Kai van, In kringen van kanunniken. Munsters en kapittels in het bisdom Utrecht 695-1227. Zutphen (Walburg), 2002cop. [503 blz. ISBN 90.5730.229.2]. Hierin: blz. 395 (Utrechtse vestiging van johannieters: 12e eeuw, blijkens gevonden tufstenen deel van de kerk. Volgens J.M. van Winter gesticht vóór 1122 (wegens vermelding 'Jerosolimitani' in 1122; voorts wegens doorsnijding perceel door stadswal: kerkhof lag buiten); hiermee zou deze vestiging de oudste boven de Alpen zijn. Stichting laat in de 12e eeuw volgens J.A. Mol en Lotty Broer)

- Registervermelding MOU: "De Heren van Sint-Catharijne te Utrecht (het middeleeuwse Johannieterklooster van St. Catharina) in: Berichten", in: Maandblad Oud-Utrecht, 1987, blz. 103.

- Winter, Johanna Maria van, "De Johanniters in Nederland en hun archieven", in: Erkelens-Buttinger, E.S.C., e.a. (red.), De kerk en de Nederlanden. Archieven, instellingen, samenleving. Hilversum (Verloren), 1997 [415 blz. ISBN 90.6550.558.X], blz. 42-151, hierin vooral blz. 142-144 ("De Orde van Sint Jan ontstond in het Heilig Land in de eerste helft van de twaalfde eeuw, als voortzetting van een hospitaalbroederschap die reeds in het midden van de elfde eeuw in Jeruzalem aanwezig was. Nog voordat er kruisvaarders naar Jeruzalem trokken, verzorgde deze broederschap, die was gesticht door kooplieden uit Amalfi in Italië, zieke pelgrims en andere reizigers uit West-Europa." Na de verovering van Jeruzalem in 1099 schonk Godfried van Bouillon hen een ridderhofstad en andere bezittingen in Jeruzalem. Andere ridders deden ook schenkingen aan de hospitaalbroederschap, maar omdat dat bezittingen waren in West-Europa, moest er een organisatie voor het beheer ervan komen. Van de opbrengsten werden ook gasthuizen ter plaatse gesticht, maar het overgrote deel ging naar het hospitaal in Jeruzalem, waar het hoofdkwartier was van de organisatie, die langzaamaan het karakter van een orde kreeg. Eerst ging het alleen om (vooral mannelijke) geestelijken, maar vanaf ca 1130 ook ridders. Geestelijke ridderorden waren een nieuw verschijnsel dat niet direct in de kerkelijke structuur paste. De eerste kruisvaarders waren vooral Fransen en Italianen. Duitsers, Nederlanders en Vlamingen gingen pas met de tweede kruistocht mee (1147-1149). "Des te opmerkelijker is het dan ook dat reeds in 1122 in Utrecht broeders aanwezig waren die werden aangeduid als 'Jerosolimitani', van wie met een grote mate van waarschijnlijkheid mag worden aangenomen dat ze behoorden tot de hospitaalbroederschap van Sint Jan in Jeruzalem. Ze fungeerden als getuigen in de oorkonde waarmee keizer Hendrik V in dat jaar de privileges bevestigde die bisschop Godebald kort tevoren had gegeven aan de bewoners van Utrecht en Muiden en waarmee hij tolvrijheid verleende aan allen die aan de wal werkten om de stad te beveiligen [bron: Muller, Oorkondenboek]." Hun aanwezigheid wordt verklaard door het feit dat de nieuwe stadswal het terrein doorsneed, waarop het Catharijneconvent van de Johannieters het hospitaal en kerkhof had liggen: "het huidige Vredenburg en het gebied aan de overkant van de Catharijnesingel. Op het Vredenburg zijn de tufstenen fundamenten van hun kerk opgegraven, die uit de twaalfde eeuw moeten dateren" [bron: Archeologische kroniek, 1976-1977 & Hoekstra in KNOB 1977, blz. 39-45.] Het kerkhof kwam buiten de stad te liggen en werd het 'Ellendige kerkhof' voor arme vreemdelingen. Vrij zeker heeft de bisschop de Johannieters enorme landerijen geschonken, en dat moet dan vóór uiterlijk in het eerste kwart van de 12e eeuw geweest zijn, want daarna maakten de kapittels de dienst uit)

- Bruning, L., Utrecht Vredenburg. Definitief Archeologisch onderzoek noordwest toren en westmuur van kasteel Vredenburg, deel in de serie 'Basisrapportage archeologie', nr 70. Utrecht (Gemeente Utrecht, Afdeling Stedenbouw en Monumenten), 2008 [33 blz. ISBN 97.890.73448.42.1]. Hierin: blz. 6 ("De oudst bekende bebouwing van deelgebied Vredenburg dateert uit het begin van de twaalfde eeuw. Al vóór de aanleg van de stadsverdedigingswerken in 1122 stond aan de noordwestkant, gedeeltelijk ter plekke van Muziekcentrum Vredenburg, een klooster van de orde van het Hospitaal van Sint-Jan in Jeruzalem, ofwel het Catharijneconvent. [...] Een deel van het twaalfde eeuwse tufstenen schip van de kerk van het klooster is bewaard gebleven en is permanent tentoongesteld geweest bij de ingang van Muziekcentrum Vredenburg.").

- "Klooster Vredenburg ontdekt". In: Utrechts Nieuwsblad, 21-05-1976, blz. 1

- Kreule, Jeroen, "Utrecht in ... 1857. Vredenburg blijft veranderen". In: Utrechts Nieuwsblad, 16-10-2019, blz. 11 (In het Utrechtse stadhuis zijn binnenkort archeologische vondsten te zien van het 16de-eeuwse kasteel Vredenburg, dat deels op de plek van het voormalige Catharijneklooster gebouwd is)